- Monastieke oorsprong: De tuinen werden oorspronkelijk gecultiveerd door benedictijner monniken voor gebed, kruiden en eenvoudige voeding, en boden een vitale bron binnen het omheinde terrein van de abdij.
- Spirituele retraite: Monniken gebruikten de tuinen als plekken voor meditatie en rust, waarbij ze de dagelijkse taken in evenwicht brachten met ruimtes die waren ontworpen voor reflectie, gebed en contemplatie.
- Geneeskruiden: De College Garden produceerde geneeskrachtige planten en essentiële kruiden die de ziekenboeg van het klooster ondersteunden en tegelijkertijd de bredere middeleeuwse traditie van medicinale tuinbouw weerspiegelden.
- Communautaire rol: De tuinen dienden niet alleen als kloosterretraites, maar ook als functionele ruimtes ter ondersteuning van onderwijs, gemeenschapszorg en het gedeelde abdijleven.
- Blijvende erfenis: Door de eeuwen heen behielden de tuinen hun doel van rust, bezinning en praktisch gebruik, waardoor er continuïteit bleef bestaan tussen middeleeuwse spiritualiteit en modern bezoek.