Geschiedenis van de kroonjuwelen
De Britse kroonjuwelen zijn een collectie met een rijke geschiedenis van meer dan een millennium. Eeuwenlang waren deze symbolen van de monarchie vooral te zien tijdens grote kroningen en belangrijke staatsceremonies.
De Toren zelf heeft een cruciale rol gespeeld bij het beschermen van deze schatten. Na de Engelse Burgeroorlog, toen de originele regalia grotendeels werden omgesmolten en verkocht, werden de nieuw ontworpen kroonjuwelen, waaronder de kroon van St. Edward (besteld voor de kroning van Charles II in 1661) en de bol van de vorst, veilig opgeborgen binnen de muren van de Tower. Dat dit nodig was, bleek wel uit de poging tot diefstal door kolonel Thomas Blood in 1671, die er bijna in slaagde de juwelen te stelen.
In de loop der eeuwen werden de juwelen naar verschillende bolwerken in de Toren verplaatst. Pas in de jaren 1990 werd het Jewel House, zoals het er nu uitziet, opengesteld voor het publiek. Nu kunnen bezoekers de oude 12e-eeuwse kroningslepel zien, de Cullinan diamanten die in verschillende stukken zijn verwerkt en Queen Mary's Crown (gebruikt door koningin Camilla tijdens haar kroning).
Poging tot diefstal van de kroonjuwelen
In mei 1671 vermomde kolonel Thomas Blood zich als geestelijke en probeerde samen met handlangers de juwelen te stelen die toen in de Martin Tower werden tentoongesteld. Ze overmeesterden de 77-jarige Wachter der Juwelen, Talbot Edwards. Hun plan werd echter verijdeld toen de zoon van Edwards onverwacht terugkeerde en bewakers Blood en zijn overgebleven handlangers snel arresteerden. Koning Karel II zelf ondervroeg Blood en verleende hem, verrassend genoeg, gratie.
De Koh-i-Noor
De Koh-i-Noor, wat "Berg van Licht" betekent in het Perzisch, is een van de meest controversiële diamanten ter wereld. Er wordt aangenomen dat het zijn oorsprong vindt in de Kollur-mijn in India. Het is door de handen van verschillende heersers en dynastieën gegaan, waaronder het Sultanaat van Delhi en de Mughal-keizers, die naar verluidt de Pauwentroon van Shah Jahan sierden. In 1739 viel de Perzische heerser Nadir Shah Delhi binnen en verwierf de diamant, waardoor het zijn huidige naam kreeg.
Na de moord op Nadir Shah wisselde de Koh-i-Noor van eigenaar onder Afghaanse heersers voordat het in het begin van de 19e eeuw Maharaja Ranjit Singh bereikte. Na de Tweede Anglo-Sikh Oorlog in 1849 annexeerde de Oost-Indische Compagnie Punjab en werd de Koh-i-Noor overgedragen aan koningin Victoria. Sindsdien maakt het deel uit van de Britse kroonjuwelen, die in de kronen van verschillende koninginnen zijn gezet. Het eigendom van de Koh-i-Noor blijft een onderwerp van historische en diplomatieke geschillen, waarbij India, Pakistan en Afghanistan allemaal aanspraak hebben gemaakt op de diamant.